De foetus

 

Ongeveer 8 weken na de bevruchting zijn alle organen van het embryo aangelegd. We spreken nu niet meer van een embryo, maar van een foetus.

Door middel van echoscopisch onderzoek (de 'echo') krijg je een goede indruk van de groei en de ontwikkeling van het embryo en de foetus. Een echoscoop werkt met geluidsgolven die zo hoog zijn dat wij ze niet kunnen horen. Ze zijn uiteraard niet schadelijk voor de moeder en het ongeboren kind. De teruggekaatste geluidsgolven leveren een duidelijk beeld op van het embryo of de foetus. Er zijn veel details te zien; zelfs al - na 4 maanden zwangerschap - of het een meisje of een jongen is. Naast de echo wordt ook de hartslag van de foetus gecontroleerd.

 

 Echoscopisch onderzoek

 

Ingekleurde beelden van de echoscoop

 

 

 

 

Bloedsomloop van de foetus
Al in een vroeg stadium van de zwangerschap is het kloppen van het hartje van de foetus te horen. In het begin is het hartje niet meer dan een spiertje met een holte erin. Na een aantal weken heeft het hartje zich ontwikkeld tot een echt hart met vier afdelingen (twee kamers en twee boezems).

De foetus krijgt zuurstof vanuit de placenta en niet vanuit de longen. Hierdoor wijkt de bloedsomloop van een foetus af van de bloedsomloop van een baby na de geboorte. Het bloed uit de placenta stroomt via de navelstrengader naar de foetus en bereikt via de lever en de onderste holle ader de rechterboezem. Daar wordt het zuurstofrijke bloed uit de placenta gemengd met het zuurstofarme bloed van de foetus.
 

Het hart van de foetus
Rood: zuurstofrijk bloed; paars: gemengd bloed; blauw: zuurstofarm bloed

 

Er zijn nog twee opmerkelijke verschillen tussen de bloedsomloop van een foetus en de bloedsomloop van een baby na de geboorte. Het bloed van de foetus kan namelijk op twee manieren in de aorta terechtkomen. Allereerst gaat het bloed zoals gebruikelijk vanuit de rechterboezem naar de rechterkamer en van daar naar de longslagaders. De longen werken nog niet. Daarom gaat het bloed via een speciale verbinding meteen vanuit de longslagaders naar de aorta. De tweede route is via een gaatje tussen de rechter- en linkerboezem naar de linkerkamer. Vanuit de linkerkamer gaat het bloed vervolgens naar de aorta. Die speciale verbinding en het gaatje komen alleen voor bij een foetus. Na de geboorte trekt de verbinding tussen longslagader en aorta samen en verschrompelt. Ook de opening tussen linker- en rechterboezem gaat dan dicht.

Vruchtvliezen
Om het embryo liggen twee vruchtvliezen. Daarbinnen bevindt zich vruchtwater. De foetus drijft dus in het vruchtwater en is daardoor goed beschermd tegen stoten, uitdrogen en sterke wisselingen van de temperatuur. In de tweede helft van de zwangerschap neemt de foetus af en toe slokjes vruchtwater. Vervolgens wordt door de nieren, die al werkzaam zijn, urine geproduceerd. De urine bestaat grotendeels uit water, omdat de afvalstoffen vooral via de placenta uit het lichaam van de foetus worden verwijderd.

De foetus kan gemakkelijk bewegen in het vruchtwater. De zwangere vrouw voelt de bewegingen van de foetus steeds duidelijker. In het begin van de zwangerschap heeft de foetus veel bewegingsruimte, maar aan het eind van de zwangerschap is de baarmoeder helemaal gevuld. De foetus heeft dan een bepaalde ligging, meestal met het hoofd naar beneden.

 

Vlak voor de geboorte
1 = moederlijk deel van de placenta; 2 = foetale deel van de placenta;
3 = navelstreng; 4 = baarmoederwand; 5 = vruchtwater omgeven door
de vruchtvliezen